Ik wil werken aan een weerbare pootaardappel

Lourens Olivier

Ik wil werken aan een weerbare pootaardappel

De effecten van 2018 en 2019 ijlen ook bij stammenteler Lourens Olivier langer na dan hem lief is. Dit jaar spuit hij voor het eerst met olie. Weersextremen en wegvallende middelen maken het telen niet makkelijker, maar prikkelen ook zijn vakmanschap. ‘Ik wil werken aan een weerbare pootaardappel.’ tekst: egbert Jonker Akker van het noorden

Lourens Olivier heeft er net weer een dagje op de selectiekar op zitten. Het valt hem door de bank genomen niet tegen wat hij dit jaar ziet. ‘Alleen in de Fontanes hebben we helaas wat extra werk, maar voor de rest valt het mee.’ Olivier heeft een 100 hectare tellend akkerbouwbedrijf met de focus op pootaardappelteelt, bestaande uit 40 hectare basismateriaal voor Agrico. De rest van het bouwplan is bewust extensief, met 37 hectare wintertarwe, 14 hectare suikerbieten en 10 hectare Engels raaigras voor vermeerdering. Uien heeft hij niet. Hij heeft er geen opslagmogelijkheden voor en bovendien gebruikt hij zijn aandacht liever in de poters.De akkerbouwer uit Hallum (Fr) is tevreden met de stand van de gewassen, na het droge voorjaar. ‘Alleen het graszaad is niet naar mijn zin. Dat wilde niet doorgroeien met de droogte. De aardappelen hebben er weinig hinder van gehad. Sommige percelen hebben we twee keer moeten klaarleggen, maar het resultaat was goed en de aardappelen komen mooi boven.’Olivier steekt veel energie in het selecteren, nu de virusdruk hoger is dan normaal. Ook hij ontkwam afgelopen seizoen niet aan meerdere klasseverlagingen, vanwege virus. ‘Normaal zetten we alleen S-materiaal af, maar afgelopen seizoen zijn er ook meerdere partijen als SE en E weggegaan. De opbrengsten vielen gelukkig mee, na het slechte jaar 2018. Afgelopen jaar schommelden de opbrengsten tussen de 35 en 40 ton, met zelfs een uitschieter van 50 ton.’

Voor het eerst olie

Vanwege de combinatie van hoge virusdruk en hoge luizendruk is hij zo vroeg mogelijk begonnen met selecteren en spuit hij bovendien voor het eerst met minerale olie. Daarvoor vond hij dat nooit nodig. In zijn studieclub bleek de helft van de groep standaard olie te gebruiken, de anderen niet. ‘De problemen die we ervaren ten opzichte van mensen die het standaard gebruiken verschillen niet zo veel, dus het is niet het ei van Columbus. Toch heb ik besloten om er dit jaar vanaf opkomst meteen bovenop te zitten met de olie. De uitgangssituatie is te riskant.’Volgens Olivier zal de pootgoedsector de komende tijd zwaarder in moeten zetten op virusresistente rassen. ‘Dat kan niet anders. Gooi in ieder geval de meest virusgevoelige rassen eruit. Soms wordt er voor 70 hectare een rasje in stand gehouden waar je beter afscheid van kunt nemen. Ik denk dat we virus wel weer onder controle krijgen. Alle ziekten en plagen komen en gaan in een golfbeweging. Toch zullen we met een kleiner arsenaal aan insecticiden wel wat moeten veranderen in het rassenpakket.’

Moederknollen rapen

Die andere grote ziekte, erwinia, ligt ook altijd op de loer in de pootgoedteelt. Olivier is daar minder bang voor. ‘Ik denk dat we daar zelf meer invloed op hebben, gewoon door netjes werken en voorzichtig te zijn met moederknollen. Het scheelt natuurlijk dat we een stamselectiebedrijf zijn, na vier jaar zijn de partijen weg. Maar dat neemt niet weg dat je continu je best moet blijven doen om de ziekte zo min mogelijk kans te geven. Gelukkig hebben we tot nu toe weinig te maken gehad met verlagingen op erwinia.’De akkerbouwer ziet moederknollen als belangrijkste bron van besmetting. Hij doet er alles aan om die kwijt te raken. Een van de maatregelen die hij consequent neemt,is het rapen van moederknollen op de rooimachine. ‘Er staan altijd twee man op de rooier te lezen. En als het moet vier. We willen geen moederknollen in de stortbak hebben. Weg is weg.’ Eén ding is voor hem zeker: ook op de volgende rooimachine komt weer een leesplatform. Daarnaast doet hij zijn best om de moederknollen liefst eerder in de teelt al kwijt te raken. Dat begint al met het poten van knollen die goed ‘los’ zijn en het liefst al een beetje versleten. Olivier doet dat via kistendraaien. Ook stelt hij het rooien uit als er nog veel natte moederknollen in de grond zitten. In zijn algemeenheid streeft de Friese akkerbouwer naar een weerbaar gewas, dat tegen een stootje kan. ‘Die kant moeten we toch op. We moeten het met minder chemie doen en ik denk ook wel dat dat kan. Maar daar is wel tijd voor nodig.’ Een van de veranderingen die daar voor nodig zijn, is de verschuiving in de richting van sterkere rassen. Zo teelt hij sinds twee jaar het ras Alouette, een aardappel uit het biologische veredelingsprogramma van Agrico,

dat resistent is tegen phytophthora en bovendien weinig gevoelig is voor virus. Hij teelt er 5 hectare van. ‘Ik ben heel geïnteresseerd in die ontwikkeling en zie dat als de toekomst. Ook voor de gangbare teelt.’ Vorig jaar heeft hij het aantal bespuitingen tegen phytophthora gehalveerd. Dat kwam ongeveer neer op eens in de twee weken, telkens als hij terugkwam met de luizendoders. ‘Eigenlijk kan het nog wel minder, maar het moet ook praktisch blijven. Dit jaar liggen ze helaas zo dat ik ze gewoon meebehandel met de rest van mijn rassen. Maar hoe meer van dit soort rassen er komen, hoe verder je met je chemische middelen omlaag kan.’Ook spuit Olivier sinds vorig jaar meerdere malen met een sporenelementenmix, om de plant sterker te maken (zie kader). Metingen laten zien dat er meer micro-elementen in de knollen terecht komen en ook blijven de planten langer gezond, is de ervaring van de telers. Dit jaar past Olivier het op zijn hele bedrijf toe. ‘Dit is ook weer een stap in het werken aan een weerbaar gewas.’Lourens Olivier: ‘Er staan altijd twee man op de rooier te lezen. En als het moet vier. We willen beslist geen moederknollen in de stortbak hebben.’

Sporenelementenmix voor de klei

Sinds enige jaren werkt agrarisch toeleverancier Hoogland aan een sporenelementenmix voor een weerbare aardappel gericht op de noordelijke klei. ‘Het is bekend dat bepaalde elementen soms moeilijk opneembaar zijn of minder in de bodem voorkomen. Elementen waar de plant op zich maar weinig van nodig heeft, maar die wel essentieel zijn voor een goede ontwikkeling’, zegt teeladviseur Arjen Bijlsma. De afgelopen jaren heeft Hoogland op 30 percelen verspreid over Friesland en Groningen testen uitgevoerd met het meespuiten van sporenelementen op praktijkpercelen, waarbij ook inhoudsstoffen in de plant en in de knol zijn gemeten. ‘We meten duidelijk verhoogde concentraties terug en zien daar ook in de nateelt effect van. Planten zijn minder gevoelig voor gebreksziekten en hielden het langer vol met minder inzet van chemie.’ Hoogland biedt nu twee mixen aan voor de aardappelteelt, die bestaan uit 10 verschillende sporenelementen: een opstartmix, bedoeld voor de eerste fase van de teelt, en een uitgroeimix, bedoeld voor de knolvullingsperiode. ‘Beide mixen worden twee tot drie keer meegespoten en zijn mengbaar met fungiciden en minerale olie. In de opstartfase is het product meer afgestemd op de wortelontwikkeling en snelle groei van het loof, later in de teelt zit er bijvoorbeeld meer zwavel, magnesium, koper en calcium in de mix. Het levert ook de gebruiker van het pootgoed een beter product op. Want we zien dat het gewas in de nateelt hogere potentie heeft en een gezondere groei toont’

Leave a Reply

Blijf op de hoogte!

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief. Ontvang alle actualiteiten in uw inbox.